Meer geschiedenis? Kijk op NPOKennis.nl
↳ Enter om te zoeken
30 november 2000

Molukse gijzeling in Assen

Foto van krantenkop
Bekijk Video
1 min

Weer een kaping

Tien maanden na de dramatische beschieting van de gekaapte trein in De Punt, waarbij acht mensen (zes kapers en twee passagiers) om het leven komen, klinkt in Drente weer de kreet: “Wegwezen, Molukkers”.
Het is op maandag 13 maart 1978 in het Provinciehuis in Assen. Drie jonge mannen hebben hun taxichauffeur gedwongen tot aan de voordeur te rijden, ze hebben hem als eerste gijzelaar mee het gebouw in genomen, en vervolgens een kantoortuin op de eerste verdieping bezet. De daar aanwezige ambtenaren worden met wapens bedreigd en in gijzeling genomen. Bovendien worden ambtenaren en bestuurders uit hun kantoren op de eerste verdieping gehaald en aan het gezelschap toegevoegd. Na een uur wordt binnen en buiten duidelijk dat het niet om kinderspel gaat: er wordt een man doodgeschoten, zijn lichaam uit het raam gegooid. Het is planoloog Ko de Groot, die tegenstribbelde toen hij met zware bureau’s de toegangsdeur moest barricaderen. Hij wordt eruit gepikt, en in het raam doodgeschoten. De kapers zijn agressief en opgefokt, ze dreigen dat er meer slachtoffers vallen.

De radio

In de kantoortuin is een radio, die permanent aanstaat en dus ook nieuws over de gebeurtenissen in Assen geeft. De nieuwsdienst meldt dat gedeputeerde Londo onder de gegijzelden is – dat blijkt niet te kloppen, want hij is die dag thuis gebleven. De kapers geloven dat maar half. Later meldt de radio de namen van twee andere provinciebestuurders, Huizinga en Trip. Die zijn er wel. De kapers wijzen hen aan als de eerstvolgende slachtoffers. Ze zullen sterven als de autoriteiten zullen weigeren de eisen in te willigen. 

Die eisen zijn ook spoedig bekend, want de kapers hebben ze de vorige avond per post aan enige media verstuurd. Ze vragen de vrijlating van alle Zuid-Molukkers die wegens vorige acties gevangen zitten, een vrije aftocht per bus naar Schiphol en een bedrag van 13 miljoen dollar. Ze stellen een ultimatum tot de volgende dag, 14.00 uur – daarna gaan ze gijzelaars doodschieten.
Niet alleen in het Provinciehuis is de spanning ondraaglijk. Ook in twee crisiscentra is iedereen van de ernst van de situatie doordrongen. 

In Den Haag is de nieuwe minister van Justitie Job de Ruiter “in charge”, bijgestaan door collega Wiegel van Binnenlandse Zaken. In Assen is procureur-generaal Van der Feltz voorzitter van het beleidsteam, met Justitievoorlichtster Toos Faber als invloedrijk collega. Ook Tineke Schilthuis is aanwezig. Dat is opvallend, want de Drentse commissaris van de Koningin is zelf op het nippertje aan gijzeling ontsnapt: ze kon door het raam haar kamer verlaten en zich via een richel, drieëneenhalve meter boven de grond, in veiligheid stellen. Ze kent bijna alle gijzelaars binnen persoonlijk, sommigen zelfs zeer goed, maar dat is geen beletsel voor deelname aan het beraad over het te voeren beleid.

Foto van vluchtende medewerkers over de richel van het gebouw
Vluchtende medewerkers over de richel van het gebouw.

De avond

Binnen in de kantoortuin luwt de spanning enigszins omdat de kapers zich ontspannen en lekkere dingen ronddelen. Er zijn veel details over de gebeurtenissen bekend geworden, omdat provincievoorlichter Cor Rodenburg aantekeningen maakt. 

In het boek van Peter Bootsma, “De Molukse Acties”, wordt daar uitvoerig uit geciteerd. Wat Rodenburg niet weet, is dat die nacht al een eenheid mariniers rond het gebouw sluipt om de zaak te verkennen. Ze verblijven in de fietsenstalling, vlak bij de ingang. Ze weten dat de gespannen situatie en de dreigende executies kunnen leiden tot een spoedig bevel tot gewapende actie. Commandant Y. Stuitje maakt zich daar zorgen over, omdat er bijzonder weinig informatie is over de situatie binnen. De verkenningen leveren maar een pover resultaat op.

Er is een aantal opmerkelijke verschillen met eerdere kapingsacties. Er is, zoals gezegd, een radio zodat de kapers precies de resultaten van voorlichting en nieuwsgaring kunnen volgen. Voorts is er direct contact mogelijk met de buitenwereld. Voor het slapen gaan mogen de meeste gijzelaars even naar huis bellen om te zeggen dat alles goed gaat. De volgende dag wordt de telefoon ook gebruikt voor rechtstreekse onderhandelingen met het beleidscentrum. Deze omstandigheden geven de kaping een andere en gevaarlijke dynamiek, zoals op dinsdag zal blijken.

Dinsdag

Er komen dinsdagochtend al bemiddelaars in actie. Twee jonge Molukkers, Noes Solissa en Abé Manuputty, komen onverrichterzake weer naar buiten, al hebben ze wel één vrijgelaten gijzelaar bij zich: een Moluks meisje. De klok kruipt richting twee uur, dan zal het ultimatum aflopen, er dreigt een bloedbad. Gedeputeerde Huizinga en griffier Postema vragen de kapers toestemming zelf eens rond te bellen om te proberen een oplossing te bereiken. Huizinga weet per telefoon het beleidscentrum te bereiken, en hij krijgt commissaris Schilthuis aan de lijn. Die komt in een zeer moeilijk parket. Huizinga zegt: “Jij moet ons leven redden, jij moet zorgen dat die bus er komt.” Schilthuis zegt dat ze daar niet over kan beslissen en probeert tijd te winnen.

Griffier Postema beschikt over een telefoonboekje met bijzondere nummers, en zo weet hij een nummer in Den Haag te draaien waarop hij direct met de minister-president wordt doorverbonden. Hij smeekt Van Agt de eisen van de kapers in te willigen en zo levens te sparen. Ook Van Agt zegt dat hij moet overleggen. Postema roept, zodat iedereen in de kantoortuin het kan horen: “Meneer Van Agt, dat kunt u niet menen. Weet u wel wat u ons aandoet?”

Het is in al die gijzelingsacties niet eerder gebeurd: rechtstreekse telefoongesprekken tussen gegijzelden en verantwoordelijke autoriteiten. Het heeft wel effect, want de besluitvorming gaat nu heel snel. Procureur-generaal Van der Feltz vraagt en krijgt vrij mandaat voor gewapend ingrijpen door de mariniers. Hij mag daar in Assen zelf de beslissing nemen als hij de situatie daar rijp voor acht. Minister De Ruiter geeft daarmee althans een deel van de beslissing uit handen, maar niet de eindverantwoordelijkheid. Van der Feltz is zelf vastberaden. Tegen collega-beleidsteamlid Toos Faber zegt hij dat hij het risico zal nemen. Als de actie fout afloopt zal hij onmiddellijk aftreden.

Mariniers sluipen naar binnen
Mariniers sluipen naar binnen.

De afloop

De beslissing wordt alleen maar bespoedigd omdat de gedeputeerde Huizinga en de griffier Postema de beleidsmakers in Assen en Den Haag blijven bestoken met smeekbeden om een bus te sturen en een vrijgeleide te geven. Het ultimatum schuift uiteindelijk op naar kwart voor drie. De gijzelaars gaan in gebed, de beide gedeputeerden en de griffier zijn ervan overtuigd dat hun leven ten einde loopt. Een van de kapers schuift een stoel bij voor Trip, die in tranen is. Even later is er weer telefonisch contact, nu met een psychiater van Justitie die gelooft dat er nog iets te bemiddelen valt. Dan klinkt er tijdens een telefoongesprek met de griffier een schot in de kantoortuin, waarop Postema, met opzet, de hoorn laat vallen – daardoor lijkt het aan de andere kant van de lijn of er opnieuw slachtoffers zijn gevallen. Het is het beslissende moment. Baron Van der Feltz neemt de beslissing, Toos Faber is het ermee eens, het codewoord “bingo” wordt doorgegeven aan commandant Stuitje van de BBE, de Bijzondere Bijstands Eenheid die met de operatie is belast. 

De mariniers sluipen naar binnen, de trap op en komen voor de deur van de kantoortuin. Met een handgranaat, een zogenaamde aanvalsgranaat, zorgen ze dat de glaswand eruit gaat en dat het meubilair in het rond vliegt. Er wordt geschoten, zowel door de Molukkers als door de kapers. Er vallen gewonden. Het ergst is gedeputeerde Trip eraan toe. Hij lijkt aanvankelijk te overleven maar zal een paar weken later toch overlijden. Uit onderzoek blijkt dat de kogel die hem raakte door een Molukker moet zijn afgevuurd.

De opluchting

Het Molukse Zelfmoordcommando van drie man wordt overmeesterd. De opluchting in het provinciehuis is niet te beschrijven. De bevrijde gijzelaars moeten nog even in hun benauwde veste blijven, eerst doorzoeken de mariniers de andere vertrekken op de aanwezigheid van méér Molukse daders. In de kamer van commissaris Schilthuis denken ze iemand aan te treffen, ze zien iets bewegen. Ze gooien ook hier een handgranaat naar binnen, waardoor het interieur van de kamer flink wordt beschadigd. Er blijkt niemand binnen te zijn geweest, het raam stond nog open sinds de vlucht van de commissaris, de vorige ochtend.

Opluchting is er ook bij de beleidsmakers. Minister De Ruiter zal later geprezen worden voor zijn kordate optreden – het is dan nog niet bekend dat hij de beslissing feitelijk had gedelegeerd naar procureur-generaal Van der Feltz, die niet hoeft af te treden: de operatie is geslaagd, al vindt commandant Stuitje achteraf dat er veel meer slachtoffers hadden kunnen vallen omdat hij over zo weinig informatie beschikte en dus enorme risico’s heeft genomen. 

Van enig begrip voor deze gijzelingsactie is nergens meer sprake, zelfs niet in Molukse kring. De drie daders, die werkelijk bereid waren hun leven te geven bij deze actie, werden tot vijftien jaar gevangenisstraf veroordeeld. In het boek “De Molukse Acties” zegt een van hen dat hij inmiddels anders is gaan denken: vechten voor het Molukse ideaal moet je dáár doen, in de Molukken, hier in Nederland valt daarvoor niets te bereiken.

Interview met Stuitje

Gedeelte uit een interview van René Roelofs met Stuitje, commandant Bijzondere Bijstandseenheid.

Voorbereiding van de reddingsactie
**************************************
Hoe herinnert u zich het bezoek aan het beleidscentrum?
Stuitje: “Dat was toch wel een aparte ervaring. Ik was nog gecamoufleerd voor die oefening in de Drunense duinen. Ik had dus nog een zwart gezicht toen ik in het beleidscentrum aankwam. Het beleidscentrum was niet meer dan een vergadertafel met een aantal autoriteiten die nadachten over wat er moest gebeuren aan die hele situatie. Ik had de indruk dat mijn verschijning nogal confronterend overkwam, want mij werd vriendelijk verzocht om de zaal maar weer te verlaten.”

U ging toen naar de ijsbaan?
Stuitje:”Het was in eerste instantie zaak om een zo goed mogelijk beeld krijgen van de situatie. Hoeveel daders waren er, welke bewapening hadden ze, hoeveel gijzelaars, de precieze locatie en de beste manier van benaderen. Je probeerde een beeld te krijgen van hoe kunnen we daar zo goed en snel mogelijk komen. Wat als het zou escaleren? Je staat gereed om eventueel met z’n vijven of zessen in te grijpen, en moet dus direct á la minuut een eerste noodplannetje maken.

Hoe kwam u aan de informatie?
Stuitje: “In de eerste plaats gingen we naar de Thialf ijsbaan. Daar zaten inmiddels ook al onderdelen van de Bijzondere Bijstandseenheid van de krijgsmacht, de rijkspolitie, de marechaussee en mariniers met langeafstandswapens. Wat je daar deed was vooral veel praten om zo informatie te achterhalen. Het was voor mij zeer belangrijk om iemand uit het provinciehuis te spreken, een huismeester bijvoorbeeld, om toch een beeld te krijgen van de inrichting van het gebouw. Zodat we wisten hoe we ongezien en zo snel mogelijk bij de plaats van het misdrijf zouden kunnen komen.”

Kreeg u ook informatie uit het beleidscentrum?
Stuitje: “Op dat moment niet.”

Wat wist men op dat moment in het beleidscentrum?
Stuitje: “Dat weet ik niet, daarvan is mij niets bekend. Pas ‘s avonds ging ik naar het beleidscentrum om mijn plan te vertellen. Maar dat was al niet meer alleen het noodplan, maar al echt het plan om op grote schaal, dus met meerdere mensen, in te grijpen.”

Hoe kwam het plan tot stand?
Stuitje: “We hadden die middag gebruikt om het plan verder rond te krijgen. Hoewel we steeds meer informatie kregen, was het nog onduidelijk om hoeveel daders het exact ging. Waarschijnlijk tussen de drie en zeven. We wisten ook niet over welke wapens men beschikte. We wisten wel dat het om ca 70 gegijzelden ging, waarvan het merendeel op de eerste etage van de kantoortuin zat. Veel meer wisten we eigenlijk op dat moment niet. Ja, dat de daders nogal agressief waren, er was die ochtend namelijk al een dode gevallen. Hij was gewoon geëxecuteerd voor het raam en naar buiten geduwd. We kregen de indruk dat het om een zelfmoordactie zou gaan. Ze kwamen nogal desperaat over. We moesten er daarom voortdurend rekening mee houden dat de situatie snel uit hand zou kunnen lopen, en wij direct zouden moeten ingrijpen. Daar heb ik het plan ook op gebaseerd. Het was geen ingewikkeld plan met een benadering via het dak, met helikopters of met heel veel ondersteuning. Het was een vrij simpel en rechtlijnig actieplan. In de loop van de middag kwam het ter tafel. Bepalend was dat wij precieze informatie over het gebouw zelf hadden, tot en met de deuren aan toe. Ook of er deuren op slot zaten en hoe ze open gingen, links of rechts, en van welk materiaal ze waren. Op grond van bouwtekeningen werd er een aanvalsplan gemaakt. Dit ging natuurlijk in samenspraak. Niet alleen mariniers, maar ook BBEk BBRP coördinator speelde hier een belangrijke rol in. De toenmalige overste van den Breemen (later chefdefensiestaf ) had daar ook een belangrijk aandeel in. Ik vond het heel spannend om het plan te presenteren in het beleidscentrum. De vraag was blijft zo'n plan overeind, zitten er geen gaten in, is het realistisch, wordt het geaccepteerd.”

Hoe presenteerde u het plan?
Stuitje: “Er heerste een bepaalde sfeer in dat beleids centrum. Ik kwam uit de hectiek van het plannen maken, en kwam terecht in een hele rustige sfeer, zoals in een vergadering. Ik merkte wel veel onderhuidse spanning. Ook mevrouw Schildhuis zelf zat daar. Ik moet zeggen dat ik daar veel bewondering voor heb. Zij was 's ochtends zelf ontsnapt via een raam en de goot en had haar mensen daar achtergelaten. Maar zij zat er dus wel. En daar kom je dan met je aanvalsplan waarmee mogelijk mensenlevens mee zijn gemoeid. Daar praat je dan heel zakelijk, kil over, terwijl mevrouw Schilthuis haar mensen nog binnen zitten. Dat hebben we moeilijk gevonden. Het was mijn taak om een zo goed mogelijk plan te maken, gebruikmakend van de professionaliteit van de mariniers, om juist te voorkomen dat er slachtoffers zouden vallen. Dat gaf mij de drive om het maar gewoon te doen. Maar de sfeer vond ik toch wel geladen, zwaar.”

Werd er in het beleidscentrum ook afgesproken op welk moment er moest worden aangevallen?
Stuitje:"Nee, er was geen tijdstip afgesproken. Er zijn altijd twee elementen. Het kan escaleren.Dan zou het beleidscentrum goedkeuring moet vragen aan het crisiscentrum in Den Haag, om in te grijpen. Vandaar dat wij direct na de besprekingen in het beleidscentrum, naar de fietsenstalling vertrokken. Een tweede cruciaal moment was natuurlijk het ultimatum dat om 2:00 stond.

Wanner kreeg u het signaal om aan te vallen?
Stuitje:“Het was al half drie geweest. Om twaalf over half drie, kan ik mij nog goed herinneren, kregen we een telefoontje van de coördinator met de hele simpele boodschap: “het is bingo.” Bingo betekende het sein voor de aanval, en dan gaat het hele draaiboek in werking.”

Bronnen
  • De Molukse acties

    P. Bootsma en H. Dortmans, De Molukse Acties (Amsterdam, 2000).

  • Interview met Stuitje

    Gehouden door René Roelofs

Vragen?

Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?

Neem dan contact op met de redactie: