Meer geschiedenis? Kijk op NPOKennis.nl
↳ Enter om te zoeken
3 februari 2004

WK schaatsen

schaatstraining
Bekijk Video
28 min

‘Geef me een half uurtje en ik heb de slag weer te pakken’, zegt Wim van der Voort terwijl hij over de oude schaatsbaan van Hamar krabbelt. Hij heeft vijftien jaar niet geschaatst, maar je kunt zien dat hij het niet is verleerd. De baan ligt er verlaten bij, het is koud, er ligt sneeuw. In de verte ligt het Vikingskipet, de overdekte schaatstempel van Hamar waar de Nederlanders vandaag de dag heer en meester zijn. Maar de omstandigheden zijn in de afgelopen vijftig jaar veranderd. Van der Voort is één van de Nederlanders die vlak na de oorlog naar Hamar werden gestuurd om te trainen. ’s Zomers werd er getraind in Overveen, conditietraining onder leiding van de vermaarde dr. Carlier. Droogschaatsen, hardlopen, met elkaar op de rug de duin bij ‘Kraantje Lek’ op rennen, zo vaak als je kon. Volgens schaatser Cockie van der Elst was er conditioneel niets mis met de Nederlanders. ‘Maar we misten schaatsritme. Geen ijservaring. Bij de huidige schaatsers gaan conditie en ijservaring gelijk op. Wij konden pas in Hamar leren schaatsen’. En dat loopt niet altijd even soepel. Waar alle oud-schaatsers Carlier roemen om zijn conditietrainingen, herinnert Van der Elst zich ook nog de aankomst in Noorwegen in 1952. Schaatscoach Klaas Schenk klapte in zijn handen en riep: ‘Het is een olympisch jaar, we gaan er tegenaan, we beginnen met een 10000 meter’. Van der Elst kan er nog kwaad om worden. Het was de eerste keer dat de mannen dat jaar ijs zagen. En om dan te beginnen met een tien kilometer, grenst aan sportieve zelfmoord. Niemand voltooit die dag de vierentwintig ronden.

Piet Keijzer
Piet Keijzer

Davos of Hamar?

De nationaal kampioen wordt vooruit gestuurd

Maar wat moeten die Nederlanders nou eigenlijk meer dan een maand in Noorwegen? Het antwoord is even eenvoudig als voor de hand liggend. Voor de oorlog trainen de Nederlanders vooral in Davos. Maar de concurrentie komt voornamelijk uit Scandinavië. En die komen niet naar Davos om te trainen, want ze hebben zelf ijs genoeg. Van de in Davos rondschaatsende Zwitsers en Oostenrijkers leren de Hollanders maar weinig en bovendien vindt het merendeel van de wedstrijden in Noord-Europa plaats. Dus ligt het voor de hand dáár te oefenen en aan de omstandigheden te wennen. Maar dat gaat niet zonder slag of stoot. Volgens Van der Elst hingen vooral de bestuurders aan Davos. Het was een plek waar zij zich wilden laten zien, in de goede restaurants en paraderend over de boulevards.

Toch is het Nederlands kampioen Piet Keijzer die in de winter van 1946 als eerste naar Noorwegen wordt gestuurd, naar hij vermoedt om de contacten te leggen. Samen met Herman Buijen en Jan Langedijk rijdt hij dat jaar onofficiële wedstrijden in Oslo. Hij herinnert zich nog de ontvangst en het bezoek aan koning Haakon, van wie hij een kristallen beker kreeg. ‘Door de oorlog hadden ze namelijk geen zilver meer’, aldus Keijzer, winnaar van de elfstedentocht van 1940. Keijzer heeft waarschijnlijk te vroeg gepiekt, hij zou de trainingskampen in Hamar die het jaar erop begonnen als schaatser niet meer meemaken.

Dhr. Charisius
Jan Charisius

Eindeloze treinreis

De reis naar Hamar is lang. Zesendertig uur achtereen in de trein. Zitten en kaarten. Op houten banken. Voor Jan Charisius houden ze een plaatsje vrij. ‘Een plaatsje in de hoek, bij het raam. Ik was belastinginspecteur dus ik moest de stand bijhouden’. Van der Elst kan niet kaarten en leest of kijkt naar buiten. Ze zijn met een man of acht. In de jaren meteen na de oorlog is van deze drie alleen Van der Voort erbij. Duitsland is volledig in puin geschoten en op de stations zitten meer dan eens Duitsers die niets meer hebben. Moeder Van der Voort heeft haar zoon tien gekookte eieren meegegeven voor onderweg. Van der Voort herinnert zich dat hij op een van de stations naast een ontheemde Duitser zat die zijn ogen uitkeek naar die eieren van Van der Voort. Hij heeft hem er toen maar een gegeven en zal de dankbare blik van de man nooit vergeten.

In Kopenhagen stappen ze over en via Zweden reizen ze verder naar Oslo. Daar moet het gezelschap weer overstappen op de trein naar Hamar. Van der Elst en Charisius menen dat de Nederlanders al snel bekendheid genieten in Noorwegen. In Oslo moeten de mannen naar een ander perron lopen en met een late aankomst, dreigen ze de trein naar Hamar te missen. Beiden weten nog dat de conducteur een keer de trein op de Nederlanders liet wachten toen hij hoorde dat schaatser Kees Broekman mee zou reizen. ‘Het was enkel spoor naar Noord-Noorwegen toe. Dus het hele Noorse treinverkeer lag op dat moment stil voor ons’, lacht Charisius. Het is die Kees Broekman uit De Lier die dan al een tijdje in Noorwegen woont. Hij vangt de mannen op in Oslo. Van der Elst herinnert zich zijn eerste reis naar Hamar. Broekman begroette ze in Noorwegen en Van der Elst was na de lange reis wel toe aan schone kleren. ‘Ik vroeg hem: “Zeg Kees, hoe gaat dat hier met wassen?”. Kees zei: “Je moet zorgen dat je snel verkering vindt hier, dan kan zij de was doen voor je”. ‘En dat is gebeurd, tien minuten later’, grijnst Van der Elst.

Fjetre Gård

Twee kwartjes per dag

Een dik pak sneeuw bedekt de omgeving van Hamar in Noorwegen. Op de boerderij Fjetre Gård even buiten het kleine stadje loopt Sven Peter Sinnerud rond. Tussen 1946 en 1956 verblijven de schaatsers in Hamar op deze majestueuze boerderij, die dan in handen is van grootvader Sinnerud. Peter Sinnerud sr. is zelf een vermaard Noors kampioen en stelt zijn boerderij in die jaren beschikbaar als uitvalsbasis aan de Nederlandse schaatsers. Het is een ideale verblijfplaats voor de schaatsers, die er met weemoed aan terugdenken. Wanneer Van der Voort in de koude over het erf loopt, komen de herinneringen als vanzelf naar boven. Houtzagen en -hakken om spieren op te bouwen, met z’n allen in de sauna en dan vanuit 80 ºC de sneeuw in rennen om het lichaam te harden. ‘Dat is een heel raar gevoel, net alsof je in de brandnetels rolt, zo prikt dat. En spiernakend, hoor’, glundert Van der Voort. Binnen zijn alleen de slaapverblijven veranderd, de rest is nog hetzelfde als vijftig jaar geleden. De eetkamer ademt nog altijd dezelfde sfeer en zelfs de schilderijen aan de muur zijn hetzelfde, verzekert Van der Voort.

Verdienen doen de mannen niet wanneer ze in Noorwegen zijn. Het zijn amateur-schaatsers en ze hebben stuk voor stuk vrijgenomen om mee te kunnen naar Hamar. Charisius werkt bij de belastingen en krijgt onbetaald verlof. Van der Elst weet hetzelfde te regelen bij de PTT, waar hij werkt als architect. Van der Voort werkt bij zijn vader in het tuindersbedrijf in het Westland en heeft het wat dat betreft iets makkelijker. Jan Charisius vertelt dat de schaatsers een enkele keer gratis naar de bioscoop mochten. Naar de vroege voorstelling. Reis en verblijf worden betaald en de heren krijgen een bescheiden zakgeld om te besteden in Noorwegen. Belastinginspecteur Charisius weet nog dat het ging om twee kwartjes per dag. In eerste instantie zelfs om één kwartje, maar ze hebben op een gegeven moment om verhoging gevraagd. Cockie van der Elst reageert als door een wesp gestoken: ‘Dat kwartje hebben we nooit gezien!’ Hij vertelt dat ze al een tijdje in Hamar verbleven en nog altijd geen geld hadden gezien. Toen zijn ze naar Schenk gegaan om te vragen of ze verhoging konden krijgen. Die werd furieus, maar het zakgeld werd verhoogd naar twee kwartjes. Vanaf toen; want het eerste kwartje werd nooit uitbetaald, zo zegt Van der Elst.

De Nederlanders worden goed

Schaatsen is in die jaren een Noors-Nederlands onderonsje, met hier en daar een verdwaalde Zweed of Engelsman. De Hollanders zijn graag gezien, worden uitgenodigd voor lokale wedstrijden en de trainingskampen in Hamar beginnen hun vruchten af te werpen. Kees Broekman wordt tweede bij de WK van 1949, Van der Voort derde in 1953. Van der Voort behaalt op het EK 1951 de tweede plek, Broekman in 1952 ook. Beiden zijn de eerste Nederlanders die medailles halen op de Olympische Spelen van 1952 in Oslo. 1953 lijkt een Nederlands jaar te worden. Op het EK in Hamar worden Broekman en Van der Voort één en twee. Maar tijdens de aansluitende Wereldkampioenschappen in Helsinki dat jaar doen de Russen voor het eerst mee. Ze schaatsen de Noren en Nederlanders op achterstand. ‘We hadden wel gehoord van de schaatsbaan van Alma Ata, waar fantastische tijden werden gereden’, zegt Van der Voort, ‘maar we hadden nog nooit tegen ze gereden’. Van der Voort komt op het WK niet verder dan een derde plek. En de Russen blijken klassementsrijders, elk jaar daarna goed voor podiumplaatsen.

Hjalmar Andersen en Wim vd. Voort
Hjalmar Andersen en Wim van der Voort

1951 en 1953

Twee verhalen springen er bij de heren uit. In 1951 rijdt Van der Voort op het EK in Olso tegen de Noorse kampioen Hjalmar Andersen. Van der Voort schaatst alle afstanden goed, maar Andersen is oppermachtig op de tien kilometer en maakt daarmee altijd zijn achterstand weer goed. Andersen gaat op deze tien kilometer onderuit, krabbelt weer op, schaatst nog een paar ronden om dan toch uit de baan te stappen. Eigen schuld, vinden van der Elst en Charisius. Als je valt, ben je af en tja, het was een beetje een showschaatser, die op dat moment met zijn ene schaats achter de ander haakte. Grote teleurstelling bij het Noorse publiek en jury. Al tijdens de race komen er juryleden op de baan om Van der Voort te beletten de race uit te rijden. Met gebalde vuisten rijdt hij op ze in en schaatst de wedstrijd uit. Hij wint en is Europees kampioen. Maar de Noorse jury beslist anders: Andersen zou verblind zijn door een flitslicht van een fotograaf en krijgt de kans de wedstrijd uit te rijden. ‘Onterecht’, vindt Charisius die na zijn actieve schaatscarrière scheidsrechter is geworden bij de internationale schaatsbond. ‘Dat kan toch helemaal niet. Als ik met wielrennen een lekke band krijg, mag ik toch ook niet overnieuw!’. Het voorspelbare gebeurt: Andersen schaatst sneller dan Van der Voort en verdringt hem alsnog naar de tweede plaats. Maar Van der Voort is er niet rouwig om en heeft zijn tweede plek altijd geaccepteerd. Zo is de sport.

Op 1 februari 1953 staan de schaatsers op het ijs als het bericht binnenkomt dat Nederland die nacht is ondergelopen. De watersnoodramp. Charisius zit op dat moment in het commentaarhokje van de radioverslaggevers. Wie het besloten heeft is niet meer te achterhalen, maar de schaatsers die op dat moment op de baan staan, wordt niets verteld. Het zou hun prestaties kunnen beïnvloeden. Pas na de wedstrijd krijgt Van der Voort te horen van de watersnood. Maar met het ontbreken van televisie en directe nieuwsvoorziening als tegenwoordig, kunnen de schaatsers er zich geen voorstelling van maken hoe Nederland er aan toe is. Van der Voort belt met zijn vader en krijgt te horen dat er thuis niets aan de hand is. De andere schaatsers vergaat het net zo; iedereen blijft in Noorwegen.

Alle schaatsers bewaren goede herinneringen aan hun verblijf in Hamar. Stuk voor stuk vinden ze dat ze daar een mooie tijd gehad hebben. Toch is er rond 1956 het besluit genomen de boerderij als uitvalsbasis te verlaten. Het vertrek valt samen met het overlijden van de zoon van Sinnerud sr. Maar de schaatshistorie blijft altijd aanwezig op de boerderij. Kleinzoon Sven Peter, de huidige ijsmeester van het Vikingschip, verbouwt Fjetre Gård nu om de huidige generatie schaatsers te kunnen onderbrengen.

Tekst en research: Rob Bruins Slot
Regie: Hein Hoffmann

Bronnen

ARCHIEF:
Polygoon journaal

Literatuur

Marnix Koolhaas en Huub Snoep, Oranje op Olympisch ijs. 70 jaar Nederlandse schaatsers bij de winterspelen (Haarlem 1997)
Piet Maaskant, Flitsende ijzers (Zwolle 1967)
Wim van Eyle (red.) Een eeuw Nederlandse schaatssport (Utrecht 1982)

Vragen?

Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?

Neem dan contact op met de redactie: