Meer geschiedenis? Kijk op NPOKennis.nl
↳ Enter om te zoeken
23 oktober 2008

Kleykamp

Andere Tijden 23-10-2008 Kleykamp-promo
Bekijk Video
25 min

Kunstzaal Kleykamp was een begrip in Den Haag. Sinds 1916 was de villa de zetel van de kunsthandel van Pieter en Ermina Kleykamp, die in de statige zalen van het witte huis de elite van de residentie ontvingen. Het ging in Kleykamp niet alleen om de verkoop van kunst – het gebouw fungeerde feitelijk ook als cultureel centrum. Behalve veilingen werden er exposities van moderne en aziatische kunst gehouden en ook schrijver Louis Couperus hield er met enige regelmaat voorlezingen.

Dankzij de goede contacten van de Kleykamps met de Oranjes mocht hun bedrijf vanaf 1920 zelfs het predikaat ‘Koninklijke’ dragen. Als blijk van waardering voor de koninklijke aandacht lieten de Kleykamps meermaals portretten maken van de Oranjes, die ze vervolgens aan hen cadeau deden. In 1932 koos Koningin Wilhelmina de kunstzaal uit voor een eenmalige expositie van werk van eigen hand.

Andere Tijden 23-10-2008 kleykamp-kleykamp
Kleykamp

De Tweede Wereldoorlog betekende de ondergang van de kunstzaal. De moderne schilderijen, de koninklijke landschapjes, maar vooral het Chinese porselein, de boeddhabeelden uit Nederlands-Indië en de Japanse kimono’s – alle Aziatische kunst die vanaf 1916 geregeld te zien was geweest in de villa, alles moest in 1941 aan de kant voor de nieuwe bestemming die de bezetter voorhad met de villa: het onderkomen voor de bevolkingsadministratie.

Die administratie was onderdeel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Het verhuisde van het Binnenhof naar Kleykamp toen de bezetter in april 1941 een extra onderdeel aan de bevolkingsadministratie toegevoegde: het persoonsbewijs. Dat legitimatiebewijs was ontworpen door de Nederlandse hoge ambtenaar Jacob Lentz en was van zeer hoge kwaliteit. Zo goed zelfs, dat het nauwelijks te vervalsen was.

Jacob Lentz
Jacob Lentz

Vingerafdruk

Lentz had zich voor de oorlog al bewezen als iemand die de bevolkingsadministratie efficiënter kon maken. Toen de Duitsers hem in 1940 opdroegen een persoonsbewijs te maken, greep hij die opdracht met beide handen aan. Hij ontwierp een document waarop niet alleen een pasfoto en een vingerafdruk zat, maar hij gebruikte bovendien speciaal karton, een watermerk en inkt die onder speciaal licht onzichtbaar werd.

Maar nog belangrijker was dat de overheid van elk persoonsbewijs een ontvangstbewijs bewaarde. Dat was een soort kopie, inclusief vingerafdruk en pasfoto. Als je dus werd aangehouden met een vervalst persoonsbewijs, dan had je een probleem als op het bijbehorende ontvangstbewijs bijvoorbeeld niet dezelfde naam of vingerafdruk stond. Al die ontvangstbewijzen werden vanaf 1941 bewaard in Kleykamp. De villa was daarmee een van de steunpilaren van het systeem waarmee de bezetter de Nederlandse bevolking controleerde. En dus ook een doorn in het oog van het Nederlandse verzet.

Omdat een aanslag op het gebouw door de constante bewaking én de gracht om het pand heen te moeilijk was, benaderde het verzet de Nederlandse regering in Londen met het verzoek of de Royal Air Force Kleykamp niet zou kunnen bombarderen. Het verzoek bereikte Engeland via een jonge verbindingsman, Pierre Louis d’Aulnis de Bourouill, een 24-jarige Leidense student. Hij was voor Londen de betrouwbaarste bron van informatie uit Nederland.

‘Ik wilde in Nederland agent worden,’ vertelt D’Aulnis, nu 89 jaar oud. ‘Ik was naar Engeland gekomen om daar de spionnenschool te volgen.’ Hij wist niet waar die school was, en stelde zich daarom in contact met de Engelse inlichtingendienst. ‘En die hebben me inderdaad op een school gezet waar ik allereerst heb leren seinen. En natuurlijk parachutespringen. Want als je in je eentje in de nacht parachuteert, wil je niet een been breken.’ In juni 1943 sprong hij met zijn valscherm terug naar Nederland en begon hij aan zijn ondergrondse werk.

andere tijden 23-10-08 kleykamp interieur
Het interieur van Kleykamp

Rondzetten

Een aantal Nederlandse verzetsgroepen had medewerkers in Kleykamp zitten. Die vervalsten de ontvangstbewijzen, zodat ook vervalste persoonsbewijzen een geldig ontvangstbewijs leken te hebben. De Nederlandse regering was daarvan op de hoogte, maar wist niet in hoeverre dat zogenaamde ‘rondzetten’ van de ontvangstbewijzen voldoende veiligheid voor het verzet opleverde.

Londen vroeg aan D’Aulnis hoe het zat. De verbindingsman speelde die vraag weer door aan zijn contact. Die vertelde hem dat het rondzetten niet voldoende resultaat opleverde. En dus stuurde D’Aulnis in december 1943 het volgende telegram naar Engeland:

‘Duurzame vervalsing persoonsbewijzen onmogelijk daar een rijksinspectie, bemand door NSB-leden van het Nederlands bevolkingsregister afschrift heeft van alle werkelijke gegevens. Vast staat dat deze afschriften uitsluitend in hun geheel worden bewaard in een huis in ’s-Gravenhage, vernietiging waarvan door ons niet mogelijk is. Indien RAF dit archief verwoest, kunnen wij gemeentearchief vervalsen hetgeen zeer velen legaal zal maken.’

D’Aulnis verkeerde in de veronderstelling dat het overgrote merendeel van de werknemers in Kleykamp lid was van de NSB. Een van de mensen die daar werkten, was Coby de Greef-Versluis (geb. 1920). Zij was in 1937 in dienst gekomen van het bevolkingsregister, en verhuisde in 1941 mee naar Kleykamp. Volgens haar viel het aantal NSB’ers daar heel erg mee: ‘Er waren er misschien vijf die sympathiseerden, en er was één meneer, een hoofd van dienst, en die was al voor de oorlog sympathisant, was ook een hele vriendelijke aardige man, deed geen vlieg kwaad.’ Dat was Jacob Lentz.

Maar voor Londen woog de mogelijke dood van die mensen niet op tegen de voordelen die vernietiging van Kleykamp met zich mee zou brengen. Dat was althans de uitkomst van een maandenlang durend overleg in Londen, zowel binnen de regering zelf als van de regering met de Royal Air Force. Op 11 april 1944, ongeveer vier maanden na het eerste verzoek van D’Aulnis, stegen van de luchtbasis Swanton Morley in Norfolk zes Engelse bommenwerpers op met bestemming Den Haag.

andere tijden 23-10-08 kleykamp-vlammenzee
De vlammenzee

Vlammenzee

Een paar uur later keek Paul Valkenburgh (geb. 1929) naar de lucht. Hij woonde in het huis naast Kleykamp en stond op het punt om met een vriendje de stad in te gaan. Hij weet nog wat er toen gebeurde: ‘Er was ineens een vreselijk lawaai en een gedreun, en de sirene ging en er waren een paar grote ontploffingen. En een paar vliegtuigen die razendvlug langskwamen, idioot laag, ik had ze nog nooit zo laag gezien boven de bebouwde kom.’

Die vliegtuigen waren zes Mosquito’s. Dat was een type houten vliegtuig van de Engelse De Havilland-fabriek. Ze waren goedkoop om te bouwen, zeer snel en zeer succesvol. Behalve als jager werden ze ook gebruikt als bommenwerpers. Ze bleken erg geschikt voor precisiebombardementen. Dat was uitzonderlijk, want meestal veranderde bij bombardementen ook de wijde omgeving van het doel in een ruïne. Maar door hun hoge snelheid en hun grote wendbaarheid konden de Mosquito’s lager vliegen dan gewone bommenwerpers en daarom nauwkeuriger hun bommen laten vallen.

De zes Mosquito’s vlogen op 11 april 1944 zelfs lager dan de daklijn van Kleykamp. Volgens de piloten zelf raakte de eerste bom precies de voordeur van het gebouw. Binnen enkele seconden was Kleykamp veranderd van een statige villa in een laaiende vlammenzee. Puin bedolf de werknemers van het bevolkingsregister. Het witte huis was een ruïne geworden. Ook een aantal huizen in de omgeving werd beschadigd.

‘Mijn vriendje en ik zetten het op een hollen,’ vertelt Valkenburgh, ‘Om te kijken of we konden helpen met iets. En terwijl we nog aan het rennen waren, kwamen er nog twee vliegtuigen ineens achter ons aan met een rotvaart, en weer zagen we daar die lading vallen.’

Valkenburgh en zijn vriendje bleven ongedeerd. Maar voor tweeënzestig mensen (eerdere bronnen noemen het getal negenenvijftig) in Kleykamp betekende de aanval hun dood. Tientallen raakten gewond door het vallende puin of door het vuur. De hitte joeg de ontvangstbewijzen van de Nederlandse bevolking hoog de lucht in. Ze dwarrelden overal in de wijde omgeving van Kleykamp neer.

andere tijden 23-10-08 kleykamp brand

‘Jongens, helpen!’

Coby de Greef overleefde het bombardement. ‘Ik werd door de luchtdruk tegen de grond geslagen, het was net of ik een klap tegen mijn neus kreeg. En toen ik op de grond lag, toen kwam dat puin naar beneden.’ Ze werd later uit haar benarde positie bevrijd, maar vergeet nooit meer wat ze in die momenten meemaakte. ‘Er stond nog een meisje van de afdeling voor het raam en die riep: “Help! Help!” Ze stond in de vlammen. Het is vreselijk geweest.’

Paul Valkenburgh stond buiten en moest de handen uit de mouwen steken: ‘Ineens stond er iemand achter ons en die zei: “jongens, helpen!” En wij moesten toen gaan pompen. En de brandweerman die ons gezegd had dat we moesten helpen, ging daar spuiten.’

Terwijl hij en zijn vriendje aan het pompen waren, stroomden de belangstellenden toe. Onder hen ook Pierre d’Aulnis. Hij zag dat aan zijn verzoek voldaan was: ‘Ik was op de fiets in de buurt, en toen ben ik gaan kijken. Ik heb gezien hoe daar allemaal archiefmateriaal op straat lag en dat dat gebouw in mekaar lag.’

Toen de brand onder controle was, bleek hoe verwoestend het bombardement was geweest. Valkenburgh: ‘In de loop van de middag ging je hele nare dingen te zien. De gewonden die weggevoerd werden, mensen die al overleden waren. En op het laatst van de middag mensen die al grotendeels verbrand waren. Die hadden een heel rare kleur. En wat het meeste opviel, was dat ze een stuk gekrompen waren.’

Maar ondanks de tientallen slachtoffers en het feit dat het gebouw in puin lag, bleek in de dagen erna dat de materiële schade toch een stuk minder groot was dan vooraf was gehoopt. Niet eens de helft van het aantal bewaarde ontvangstbewijzen was verloren gegaan. En dat terwijl de RAF juist op een werkdag had gebombardeerd om er zeker van te zijn dat zo veel mogelijk kasten open zouden staan en er zo veel mogelijk papieren los op bureaus zouden kunnen liggen, wat de brandbaarheid van de documenten zou vergroten.

Coby de Greef-Versluis
Coby de Greef-Versluis

Medeverantwoordelijk

Achteraf is moeilijk te zeggen wat goed en wat fout is. Coby de Greef was al vóór 1940 in dienst van de Nederlandse overheid en werkte toevallig onder een chef – Jacob Lentz – die in ieder geval gedeeltelijk sympathiseerde met de Nazi’s en enthousiast met hen samenwerkte. Van De Greef mocht Kleykamp best gebombardeerd worden – maar waarom moest dat nou uitgerekend op een werkdag? ‘De dagen ervoor was er niemand op dat kantoor, dan hadden ze ook de boel in puin kunnen gooien. En nu zijn er negenenvijftig mensen omgekomen, allemaal in de leeftijd van achttien tot vijfendertig. Verschrikkelijk.’

Verbindingsman D’Aulnis was in de eerste plaats misleid: hij verkeerde in de veronderstelling dat er louter NSB’ers in Kleykamp werkten. Hij kende het grotere belang en voelde niet de behoefte om tot het uiterste te gaan om deze ‘foute Nederlanders’ te sparen: ‘In oorlogstijd word je wat ongevoelig over doden,’ bekent hij. ‘Je ziet ze op gezette tijden om je heen. In dat inlichtingenwerk vallen doden. Er vallen overal doden.’

Maar na de oorlog raakte hij wel doordrongen van wat er gebeurd was en wat zijn rol daarin was: ‘Ik ben medeverantwoordelijk geweest voor een bombardement waar negenenvijftig nederlanders bij zijn omgekomen, onder meer agenten van diezelfde organisatie die in Kleykamp ook valse persoonsbewijspapieren invoerde.’

‘Maar waarom hebben ze dat nou niet twee jaar eerder gedaan?’ dacht Valkenburgh al toen hij stond te blussen. ‘Want in het voorjaar van 1944 was het overgrote deel van de joodse bevolking allang afgevoerd. En een hoop onderduikers waren al gepakt.’ De weinige beschikbare kennis in Londen over Nederland en de moeizame communicatie tussen beide kanten had een eerdere oplossing van het probleem-Kleykamp belemmerd.

Het was na 11 april 1944 ontegenzeglijk veiliger geworden om een vervalst persoonsbewijs op zak te hebben. Over de morele aspecten van het bombardement is discussie echter nog niet afgesloten.

Tekst en research: Tuur Verdonck
Samenstelling en regie: Marcel Goedhart

Omgeving rondom kleykamp
Rondom Kleykamp

Beeldmateriaal

Van de aanval op Kleykamp bestaan geen filmbeelden, alleen foto’s. De reconstructie die in de uitzending wordt getoond, is gemaakt op basis van beeldmateriaal dat afkomstig is uit vergelijkbare operaties van de RAF.

Geïnterviewden Bronnen
  • Pierre Louis d’Aulnis de Bourouill
    Pierre Louis d’Aulnis de Bourouill

    Verzetsstrijder

  • Paul Valkenburgh
    Paul Valkenburgh

    Ooggetuige

  • Coby de Greef-Versluis
    Coby de Greef-Versluis

    Werknemer Kleykamp

  • Peter Murton
    Peter Murton

    Imperial War Museum

  • Ralph Steiner
    Ralph Steiner

    De Havilland Heritage Center

  • Aanval op Kunstzaal “Kleykamp” op 11 april 1944

    R.C. de Bruin, ‘Aanval op Kunstzaal “Kleykamp” op 11 april 1944’, in: ‘Terugblik ‘40-’45, maandblad van de Documentatiegroep 40-45’, 1994/4, pp 111-116.

  • Kleykamp. De geschiedenis van een kunsthandel, ca. 1900-1968

    J.F. Heijbroek e.a., ‘Kleykamp. De geschiedenis van een kunsthandel, ca. 1900-1968,’ Waanders Uitgeverij Zwolle en Stichting Histortie Koninklijke Kunstzaal Kleykamp, Den Haag, 2008.

  • Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog

    L. de Jong, ‘Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog’, dl. 7-II, pp, 769-776, Staatsuitgeverij, Den Haag, 1976.

  • Een beschadigd persoonsbewijs na het bombardement op Kleykamp. Bron: Documentatiegroep 40-45

    © Documentatiegroep 40-45

Vragen?

Heeft u vragen, ideeën of opmerkingen?

Neem dan contact op met de redactie: